Mijn kind is doof

De impact van visuele communicatie bij dove peuters

Loots, G., Devisé, I., & Jacquet, W. (2005) The Impact of Visual Communication on the Intersubjective Development of Early Parent-Child Interaction With 18-to-24-Month-Old Deaf Toddlers. Journal of Deaf Studies and Deaf Education, 10, p. 1-19

 

Waar de meeste onderzoeken naar ouder-kindinteractie zich focussen op individuele gedragingen van ouders en/of kinderen, focust dit onderzoek zich op de dynamische kwaliteit van de interactie zelf. Dit gebeurt aan de hand van het concept intersubjectiviteit , gedefinieerd als interactiesequencies van gedeelde betrokkenheid in een wederzijdse uitwisseling. De intersubjectieve ontwikkelingstheorie onderscheidt vier fases in de ontwikkeling van intersubjectiveit tussen een baby en zijn of haar ouder: de ontluikende intersubjectiviteit (0–2 maanden), waarin ouder en baby zich op elkaar afstemmen; de fysieke intersubjectiviteit (2–8 maanden), waarin ouder en baby betrokken geraken in een wederzijdse uitwisseling van gedragspatronen en vitaliteitsaffecten; de existentiële intersubjectiviteit (8-13 maanden), waarin de wederzijdse uitwisseling nu gevoelens, intenties en objecten van gedeelde aandacht betreft en tenslotte de symbolische intersubjectiviteit (vanaf 13 maanden) waarin uitwisseling op linguïstisch of symbolisch niveau plaatsvindt.

 

Op basis van een literatuurstudie werd vooropgesteld dat dove moeders door het gebruik van een reeks visuele communicatiestrategieën vanaf de geboorte, hun dove baby’s betrekken in sequentiële visuele interactiepatronen. Deze patronen maken linguïstische informatie toegankelijk en zorgen ervoor dat communicatieve interacties kunnen uitgroeien tot symbolische intersubjectiviteit.

 

In dit onderzoek werd nagegaan of een verband gevonden kon worden tussen het gebruik van visuele communicatiestrategieën en gebarentaal enerzijds en de kwaliteit van de intersubjectiviteit tussen ouders en hun doof kind op de leeftijd van 18 en 24 maanden anderzijds. Drie groepen werden met elkaar vergeleken: (1) horende ouders die op auditief-orale wijze communiceerden, (2) horende ouders die een vorm van Nederlands met Gebaren gebruikten en (3) dove ouders die in VGT communiceerden. De interactiebeurten van videobeelden van 5 minuten vrij spel tussen 31 ouders en hun doof kind werden geanalyseerd.

 

Hieruit bleek dat initiaties van horende ouders in de auditief-orale modus het minst gevolgd werden door intersubjectiviteitsmomenten, initiaties van horende ouders in Nederlands met Gebaren voornamelijk gevolgd werden door fysieke en existentiële intersubjectiviteit en initiaties van dove ouders in VGT het vaakst symbolische intersubjectiviteit tot gevolg hadden. Deze laatste ouders maakten ook bijna continu gebruik van visuele communicatiestrategieën, terwijl dit minder het geval was voor de ouders die Nederlands met Gebaren gebruikten en nog minder voor de ouders die auditief-oraal communiceerden. Dit benadrukt nogmaals dat dove ouders niet alleen gebaren gebruiken maar ook een sequentieel visuele communicatiestijl hanteren om vroege ouderkindinteracties op een typisch niet-auditieve wijze te organiseren.

 

Verdere analyses suggereren dat het het gebruik van gebarentaal binnen een dergelijke interactiestijl is die de ontwikkeling van symbolische intersubjectiviteit het meest stimuleert. Visuele communicatiestrategieën, los van de communicatiewijze, bevorderen wel de fysieke en existentiële intersubjectiviteitsmomenten, maar blijken niet voldoende om de overgang naar symbolische intersubjectiviteit vlot te laten verlopen wanneer ze niet gebruikt worden in combinatie met gebarentaal.

Download samenvattingDe impact van visuele communicatie bij dove peuters