Hintermair, M. (2006) Parental Resources, Parental Stress, and Socioemotional Development of Deaf and Hard of Hearing Children. Journal of Deaf Studies and Deaf Education, 11, p. 493-513
Dit artikel handelt over de verandering in perspectief van het kijken naar doof-zijn. Twee belangrijke concepten die deze verandering zeer duidelijk omschrijven zijn (1) empowerment en (2) het versterken en uitbreiden van persoonlijke en sociale bronnen. Empowerment moedigt personen aan zelf te denken en handelen, hun eigen krachten en mogelijkheden te ontdekken en heeft veel te maken met erkenning en aanvaarding. Een centraal principe in het realiseren van empowerment in de praktijk is het activeren van bronnen. Het gaat over het vertrouwen hebben in de ontwikkelingsmogelijkheden van een individu en het gericht aanbieden van constructieve condities voor hun ontwikkeling. Moeilijkheden, problemen en beperkingen worden niet genegeerd, maar wel benaderd vanuit krachten en mogelijkheden. Voornamelijk persoonlijke en sociale bronnen blijken een rol te spelen in de manier waarop ouders met de doofheid van hun kind weten om te gaan. Sociale bronnen slaan vooral op hun natuurlijke netwerken, zoals partners, kinderen, eigen ouders, familie, vrienden, kennissen enz. Met persoonlijke bronnen worden psychologische kenmerken en sterktes bedoeld, zoals optimisme, een gevoel van coherentie, eigenwaarde, zelfredzaamheid …
Studies wijzen uit dat stress bij de ouders en het kunnen omgaan met de doofheid van het kind, een belangrijke invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen, en in het bijzonder op de sociaalemotionele ontwikkeling. Deze sociaal-emotionele ontwikkeling wordt verder ook bepaald door het geslacht, bijkomende handicaps, de communicatieve competentie van het kind en de gehoorstatus van de ouders. Dit artikel tracht zoveel mogelijk relevante aspecten te combineren en het belang van hun invloed in kaart te brengen, binnen een kader van een aanpak die zicht richt op de bronnen. Het verband tussen ouderlijke stress en de sociaal-emotionele ontwikkeling van het dove kind werd bevestigd en gekoppeld aan het belang van kwalitatief en gepersonaliseerd advies en ondersteuning zodat de natuurlijke netwerken versterkt kunnen worden en andere netwerkcontacten geherstructureerd of uitgebreid kunnen worden, zoals bijvoorbeeld contact met andere ouders van dove kinderen, dove volwassenen, enz.
Verder werd ook duidelijk dat de communicatieve competentie van het kind een effect had op zowel de ouderlijke stresservaring als op de ontwikkeling van het kind. Hier werd gesuggereerd dat voor elk individueel kind en diens familie de mogelijkheden en omstandigheden met betrekking tot communicatie moeten worden geëxploreerd en op basis hiervan ondersteuning geboden moet worden, opdat het kind de best mogelijke communicatieve competentie kan ontwikkelen, los van modaliteit. Een ander besluit is dat opnieuw gevonden werd dat Dove moeders in hun interactie met hun dove kinderen minder stress ervaren en dat we de specifieke competenties van dove ouders om hun kinderen sensitief te maken voor communicatieve processen en hoe ze deze processen weten te stabiliseren, moeten erkennen. Tenslotte werd een verband gevonden tussen CI en minder voorkomen van sociaal-emotionele problemen, maar over het waarom hiervan kan door het gebrek aan empirische gegevens enkel gespeculeerd worden.